De incassopraktijk (van de gerechtsdeurwaarder) is onlosmakelijk verbonden met de ambtelijke praktijk. Dit blijkt ook (mede) uit artikel 20 lid 3 sub c van de Gerechtsdeurwaarderswet, waar voor de incassopraktijk ook het gebruik van bijzondere bankrekeningen is voorgeschreven. Dat houdt in dat bij het indienen van de jaarstukken en tijdens de door het BFT te houden onderzoeken inzage in deze praktijkvoering dient te worden gegeven.