Anders dan de rechtbank is het College van Beroep voor het bedrijfsleven van oordeel dat het enkele feit dat een accountantskantoor zicht had op de inkomstenstromen van haar klant, een zorgbureau, en dat geen reden bestond om te twijfelen aan de legale herkomst van deze gelden, op zichzelf onvoldoende is om daaraan de conclusie te verbinden dat geen sprake kan zijn van overtreding van de monitoringsverplichting, de verplichting tot het verrichten van een verscherpt cliëntenonderzoek of de meldingsplicht.

Het BFT heeft terecht aangevoerd dat er nog steeds aanwijzingen kunnen zijn dat sprake is van een hoger risico op witwassen en van ongebruikelijke transacties, zo oordeelt het College. Verder is het College met het BFT van oordeel dat het accountantskantoor de aanzienlijke investering in buitenlands onroerend goed door het zorgbureau, onverwijld als ongebruikelijke transactie had moeten melden.

ECLI:NL:CBB:2022:106